vrijdag 6 januari 2012

Maar geen water

Zijn eigen gezicht grijnst hem afgrijselijk toe. Een nieuwe straal kots spettert in de lavabo. Het vergt uren voorbereiding om dit vergane uiterlijk te verkrijgen. Vol zelfwalging krimpt hij ineen. Hij weet niet meer zeker wat op zijn kleren alcohol is en wat allerhande afscheiding van zijn eigen lichaam. De toiletten tollen rondom.
Stuurloos wrakhout op de grootste oceaan. Zonnestriemen geselen ongenadig. De dikke dame verdrinkt in een aria van zeven ellendige minuten. Hij dorst.
Vrijdag is leuk, maar er is iets aan zaterdagavond. Een gedeeld gevoel. Liefde in een vrouwenhart. Doe wat je wil, maar ik blijf niet thuis. Ik wil het geheel, geen deeltje.
Aandacht is een ontembare drug. Haar roes doorscheert de hoogste regionen, haar deprivatie eist de diepste wanhoopskrochten. Haar katers zijn onverbiddelijk. Hij ziet het einde van de week telkens weer verlangstig toe. Zal voorbij de einder zich nog wel een nieuw landschap ontvouwen? Zal niet de roes te icarisch, de kater te charibdisch zijn?
Hij voelt zich zo één als Osiris - of nee, Voldemort, die splijt zich willens en wetens. Vijf mambo's en een stervende oester. Maar geen beetje van jou, hij wil het geheel.
De deur slaat open. Hij wordt getrakteerd op een minachtende blik van zijn liefde voor het weekend. Achteloos stapt ze op hem toe, een pas aangestoken sigaret in haar ene hand, de nog brandende alumeur in de andere. Ze houdt halt achter hem. Hij hangt nog steeds als een zielig hoopje mens aan de lavabo. Haar gebaar schreeuwt van walging als ze haar sigaret in zijn linkeroor dooft. Zijn oor schreeuwt voornamelijk van pijn. Ze laat de alumeur vallen. Dronken grijpen de vlammen zijn weerloze kleren. In een oogwenk staat de wereld in lichterlaaie.
Steek de dikke dame waar de zon niet schijnt, het is over wanneer het kinderkoor weerklinkt. Vooralsnog staat de wortel van vocht verstoken. September was wolkenvrij, weet je nog?