vrijdag 3 december 2010

Dit gemak

I Incubatie
Een manie grijpt wild om me heen, omklemt me met kaken de larynx, besmet vraatzuchtig het brein en knoopt plexi die niet behoren te zijn. Het is zo eenvoudig te zwelgen in zelfmedelijden en weerloze zinnelijkheid. Terwijl de koorts de geest ruw overwoekert, slepen huilende slangen zich door de laveloze onderbuik.
Nog weet de gekte zich gevoederd, gaat de slinger onvermoeid zijn baan. De godin, het loeder dat nooit zong, ze werpt haar knipperlicht. Eenvoudig omslachtig/ondoorgrondelijk open.

II Symptoom
Mag ik je schouder even lenen? Ik ben moe, pompaf, ik hol al weken achter mezelf aan. Impulsieve emoties graven zich als succubi in mijn vlees. Mag ik dan nu even de pauzeknop? Word jij mijn rustpunt, mag ik even losbarsten in een tranenstorm, zonder überhaupt te weten waarom? Mag ik mijn hete droefenisdruppels in je hals deponeren? Mogen ze glijden op die warme huid van jou, op verkenning waar mijn handen hen graag/nooit zullen volgen?
Zal jij je vingers door mijn haar laten lopen, me zacht sussende woorden toespreken zonder je mond open te doen? Zal je me wiegen op de maat van troostende melodieën? Zal je weigeren mijn tranen te drogen, daar ze mooier zijn als ze in glinsterende stromen over je heen gutsen? Zal jij wel begrijpen waar ik om huil, zelfs als dat mij geheel duister is? Als het je dan niets aanbelangt, ween, weeklaag je dan toch met me mee?
Zal ik nog waardigheid hebben als ik in je armen hang? Zal de wereld nog weten wie ik was voor dit wrak, dit gesnik, gezanik? Zal het mij, zal het jou, zal het iemand kunnen schelen?
Mag ik dan alsjeblieft je schouder even lenen? Ik beloof je dat ik niet te zwaar zal wegen. Ik hoop dat je mij herkent.

III Brugdag
Een treurige vrouw ligt op een schilderij op een bed. Haar rokken omvatten een universum. Medusa en haar spiegelbeeld bewaken de basilisk die de wacht over haar houdt.
Maar mijn hart is al van steen, liefste, ik ben al lang door jou vervloekt. Niets weerhoudt me om je haar te vlechten in klatergouden handboeien. De doge heeft me op jouw bevel verordonneerd je te overbruggen.
De vrouw is verschrikkelijk, allen hebben haar lief en wanhopen. Op het einde ben ik tussen haar tanden gevangen.

IV Mercurochroom
Er is tegen je gelogen. Het is te laat om me te doden, ik zit al in je. Je bent niet gevlucht, bereid je dus maar voor op je sterven. Ik heb mijn ziekte in je gestopt. Een verontrustende grijns sluipt over mijn bebloede lippen. Een glimmend lemmet danst door mijn tong. Ik zucht gelukzalig.

V Hibernatie
Je hebt je een wereldbeeld gebouwd op albumcovers. Je hebt mensen gereduceerd tot binaire ademtochten. Je hebt zelfs de minst bewandelde weg links laten liggen, je met je machete een pad door het gebladerte kappend. Je bent terecht uitgescholden voor marginaal, psychopaat en onmens. Je hebt er nog geen seconde spijt van gehad. Je hebt je lever op vijftig manieren liefgehad. Je bent op zes miljoen wijzen gestorven. De deïcide is je steeds ontglipt, hoe omnipotent je jezelf ook waande, je misschien zelfs was. Je bent door het diepste gegaan en van het hoogste naar beneden gesprongen. Open je ogen. Dit is allemaal van jou.

VI Twee woorden
Op een bepaald moment heeft ook de poète maudit geen woorden meer tot mijn beschikking. Het vocabularium van de klaagliederen is, ach en wee, opgedroogd. De zwarte schmink en de scheermesjes worden ook wel eens opgeborgen. Aurora en Amen-Ra dansen hun tango opnieuw. Ook als jij en ik en al de vrienden in onze hoofden dat liever niet hebben. Ontspiegel je glazen en sla de damp eraf. Herken jezelf in mijn ogen.
Ga dan weg voor de spiegel.

Geen opmerkingen: