maandag 25 oktober 2010

Zij liegen daer om

De bruid bestaat niet.
Het begint als een aarzelend gefluister van de ene dienstknecht naar de andere. Hun olielampen houden ze even bedekt, zodat niemand hun korte uitwisseling van woorden hoeft te zien. Voorzichtig, zodat de bruidegom niets in de smiezen kan hebben. Dan gaan de woorden een eigen leven leiden. Al snel durven de vijf jongemannen de woorden hoorbaar over de tong te laten rollen, ze hardop te uiten. Ze heffen hun olielampen hoog, maken brede lichtcirkels, proclameren het luid. Zelfs de vijf anderen, die al uren in het donker rondtasten, durven de spreuk van langsom zekerder te stellen.
De bruid bestaat niet.
Onstuitbaar rijst de vraag: met welk recht commandeert de bruidegom ons? Zonder bruid is hij geen bruidegom!
Hand over hand neemt de bitsigheid toe. De bruidegom wordt over scherpe stenen geleid, door koude waterstromen, door als zweepslagen terugzwiepende takken. In zijn bruidegomssluier weent hij, mompelt droevig voor zich uit: de bruid bestaat niet.
De ochtendkoude ranselt de naakte lichamen in de huwelijksstoet. De sluier blijkt niet meer dan spinnenwebben. De dienstknechten sidderen in angstige fascinatie. De bruidegom is evenzeer bedrogen als zij. De wrede wind snijdt tot op het bot en doet hen het bloed in de aderen stollen.

De bruid klopt aan zijn deur. Haar goede humeur zakt als een kaartenhuis in elkaar wanneer de deur gesloten blijft.
Ver van zichzelf zoekt de bruidegom met zijn tegendraadse knechten degene die hij eigenlijk toch nooit wilde kennen.

Geen opmerkingen: