Gelukkige vingers sluiten zich om de vogelvrije stof. Hij kan haar de zakdoek terugbrengen. Eerst ruikt hij er even aan, dan werkt hij zich met zijn ellebogen door de jungle die de menigte is. Glunderend van trots houdt hij de zakdoek voor zich uit.
Zijn lach bevriest hem op het gezicht wanneer hij de eerste rij bereikt. De processie is reeds voortgetrokken.
Een boze menigte vertrappelt hem in een blinde stampede. Zijn hart roffelt weg met hun voeten.
De dienster weet niet zeker wat ze aan moet met deze klant. Hij draagt sporen van strijd, maar niet van vechtlust. Hij staart somber in de altijd wisselende bierglazen die ze hem voorzet. Hoe kan hij nog steeds overeind zitten? Zijn dorst - of misschien zijn treurnis - schijnt haar bodemloos toe.
Wanneer hij ten langen leste opstaat, is hij onmogelijk vast ter been. De zeventig euro die hij verschuldigd is, rust als een ontegensprekelijke getuige op het tafelblad.
Zelfverzekerd stapt hij naar de Grote Markt. Om hem heen zwalpen de laatste volhouders uit de café's. Hij kijkt op naar Brabo, die in zijn eeuwige houding zo onderhand toch al fameus krampen moet hebben. Hij neemt een diepe teug frisse nachtlucht en beklimt het beeld. Luttele seconden later heeft hij zich op Brabo's schouder geïnstalleerd. Met enige moeite bindt hij de vervloekte zakdoek aan de hand van Antigoon.
Op dat moment verlaten duizend schepen de haven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten