maandag 28 december 2009

Hij is maar een jongen

Als mijn pen sterker is dan het zwaard, dien ik je een kleine doodssteek toe. Sterf in mijn armen, vannacht.
Hij wrijft zijn polsen in zijn vochtige, kloppende ogen. Een vage weerspiegeling in het raam van de bus neemt hem met lome spot op. Een leegte grijnst hem over de schouder. Hij tast naar zijn koude zijde en huivert.
Ik heb geprobeerd je op te sluiten, te vangen in enkele gedachten en je bent me ontgaan. Ik heb je een wereld gepend en je hebt haar gescheurd. Ik heb je verlangd en verafschuwd.
Hij stapt dan maar uit aan de terminus. Zijn hoofd verstopt zich tussen zijn hangende schouders. Zijn handen begraven zich behaaglijk in zijn zakken, zijn rechterarm gekromd alsof er een hand in de elleboog moest rusten, maar slechts de koude nestelt zich daar. Hij sloft, door muizenissen vervolgd, het kille net van stegen in. Hier glorieert de onverbiddelijke stad.
Ik veronmogelijk, in gierende tweespalt gesprongen. Ik wens alles niets, mezelf nog minder, meer veelal. Ontluikend turbulent splijt zich ondeelbaar het verlangen.

Wat wil hij hier? Waar blijft hij? Hij is buiten zichzelf. Hij kan maar beter snel hier zijn. Hij lijkt zo alleen, zo verdwaald. Daar is hij, maar… Hij is niet alleen? Hij aarzelt, waar kijkt hij naar? Wie is dat? Hij stopt. Wie is dat?

De ochtend breekt aan over de verstilde ontmoeting. In zijn hand rust een pen. Er staat een naam op elke zijde van het lemmet.

Geen opmerkingen: