maandag 26 oktober 2009

Krom van antwoord

Hij werd door haar verrast aan de achteringang van het lokaal. Ze was op hem toegekomen terwijl hij naar binnen wilde gaan, wat hem, hoffelijk zijnde, ertoe genoopt had terug te wijken van de deuropening. Ze passeerde hem met een glimlach, maar keerde meteen op haar stappen terug zodra hij zelf was binnen gegaan. "Wij hebben toch samen les, hé?" Enigszins van zijn stuk gebracht wist hij toch nog vlot te knikken en te antwoorden. Nu ja, vlot. "Ja, Klassieke Letteren." Er bestonden ongetwijfeld indrukwekkendere replieken. "Ja, leuke blouse heb je aan, trouwens." Nee, zo een vrijpostigheid was ook niks. "Ja. Ik vind je mooier zonder diadeem." Meteen kritiek op haar uiterlijk, dat zou pas strak zijn. "Ja, je was me ook al opgevallen." Afgezaagd en wanhopig. Misschien was zijn initiële reflex nog zo slecht niet geweest. Of misschien was er helemaal geen goede reactie. Wie weet werd het je soms gewoon niet toegestaan om indruk te maken.
Hij zou gewoon moeten genieten van de twee seconden stem, die glimp van een directe blik en die flits van een glimlach die de tijd hem had toegeworpen. Hij liet het druppeltje euforie over zijn tong rollen. Het tintelde tegen zijn tanden. Een glimlach gleed over zijn geest.
"Scherp opgemerkt." Dat was wellicht nog quasi gevat overgekomen. Of heel erg arrogant, dat viel dan weer moeilijk in te schatten. Daar gingen zijn gedachten weer, dwalend over duistere, onkenbare paden van ongebruikte mogelijkheden.

De maan scheen over een heldere, ijskoude nacht. Vlekken licht en schaduw waren achteloos over de omgeving gestrooid. Hij stond op de grens van maanlicht en lommer. Zijn ogen verdwenen onder de rand van zijn hoed. Zij danste van licht naar licht, haar gezicht de maan tot rechtstreekse concurrent.
Het was een beetje rood geworden van het gehuppel, haar gezicht. Dat kon hij niet bepaald erg vinden: vrouwen worden er vaak aantrekkelijker door.
Hij sloeg haar nadering met aandacht gade. Zijn hartritme versnelde gestaag. De maan kreeg eindelijk vat op haar sierlijke tred en het licht bleef haar volgen. Als een schaduw, zeg maar. Haar lichtcirkel bereikte de toppen van zijn schoenen en weekte hem los van de muur. Voetje voor voetje kwamen ze dichter tot elkaar. Ze reikte hem de hand. Alsof ze van oneindig broos glas was, legde hij zijn hand onder de hare. De ochtend legde een verlegen nevel op de straten.

"...zoals gebeurt in Wolken, van Aristophanes. Die passage daaruit lezen jullie nu." Hij wierp haar een blik toe, maar ze was al vol ijver de tekst in gedoken. Hij ging recht zitten en opende het boek.

Uilen

Om de bocht ligt een nieuwe schepping. Laat jezelf deze keer niet kwetsen.
Het landschap raast voorbij. Geïntrigeerd staar je naar de display die een steeds klimmende snelheid claimt. Straks zal dat culmineren in een toppunt net voorbij de driehonderd. Je wil je hoofd melancholisch tegen het raam aanleunen, maar je schat de afstand een beetje verkeerd in. De bons verdient je een aantal verstoorde en geamuseerde blikken van medereizigers en wat pijn net boven je linkeroor. Je slaakt een droevige zucht, maar gaat dan gedecideerd rechtop zitten. Verman je toch, het baat je niets om je hoofd zo te laten hangen. Je bekijkt de schimmen die andere passagiers heten eens wat beter. De lange uren moeten toch ergens mee gevuld worden.
Schuin tegenover je zit een bourgeois gentilhomme druk te telefoneren. Hij slaagt er niet in om ook maar twee opeenvolgende lidwoorden juist te krijgen. Smalend wend je je blik van hem af. In de verste bank naast je zit een puber naar slechte muziek op zijn ipod te luisten. Ondertussen tikt hij als een bezetene op een sowieso veel te dure smartphone. Tegenover hem zit een geërgerd koppel van in de vijftig. Ze wisselen geen woord, zelfs geen blik. Beiden staren strak voor zich uit.
Je krult je lip en wrijft ermee over je voortanden. Van zo een gezelschap moest een mens wel depressief worden. Wel, met alle Chinezen, maar niet met den deze. Bruusk zet je jezelf overeind. Zelfs de stuurse vijftigers onderbreken hun leemtestaarderij voor een verbaasde blik in jouw richting. Er is geen station in de buurt, waarom zou je opstaan? Je keert hen de rug toe en wandelt naar een andere coupé. Terwijl je onderweg bent staat ook een gezette Afrikaan recht, waarna hij je volgt.
Jij en je compagnon betreden de volgende wagon. Doodse stilte. Ieder oog is op jullie gericht. Iedereen staat recht en kijkt jullie verwachtingsvol aan. Zelfs de geïrriteerde bruggepensioneerden. Je knippert een paar keer met je ogen. Hebben wagons ook tweelingen? Je kijkt naar de plaats waar jij hoort te zitten. Leeg, gelukkig.
Uiterst langzaam, in de oprechte angst voor de onbekende gevolgen van elke daad die je stelt, zet je een stap de wagon in. De stap galmt over het zachte gezoem van de voortrazende trein. Je blaast je ingehouden adem uit. Om jezelf een figuur te geven dans je het gangpad door. De Afrikaan volgt je als een schaduw. Uiteraard danst hij veel beter.
Na wat eeuwen lijkt bereiken jullie het andere uiteinde van de stille coupé. Je schuift het zware, rode gordijn opzij, dat deze wagon van de volgende scheidt. Je wordt langs alle kanten belaagd door de gladde stof. Je worstelt je er ietwat paniekerig door en het wordt avond.
Dan klinkt achter je een kreet. "Allemaal aan boord? De nachttrein!" Een heel nieuw ritme maakt zich meester van de trein als je achtervolger zijn grijze jas afgooit en je voorbij danst. Hij draagt een paars glitterhemd. Van onder de zetels en uit de bagagerekken komen zijn muzikanten gekropen. In een explosie van totale funk rukt de wagon zichzelf uiteen. In gordijn gewikkeld wapper je spoorloos de einder in.