zaterdag 5 september 2009

Dance with you, baby, no more

Lustig werpen lampions hun liefelijke licht op het lommerrijke terrein. Men prijst zich gelukkig dat er geen leeuwen zijn. De kermis is voorbij, de repetitieve muziek van de carrousel zwijgt al lang. Enkel de grote tent staat er nog, badend in het licht, maar toch ook intiem halfdonker. Het is warm, dus de zijflappen zijn opgehaald zodat de tent een reuzenbaldakijn lijkt. Schelle noten wervelen zich aaneen tot pittige dansmelodietjes. Vele uitgelaten voeten volgen het ritme.
Ik glijd schuchter door de schaduwen, mijn handen diep in mijn zakken begraven. Met het naderen van mijn doel wordt mijn tred aarzelender. Ik ontwaar een wilde wirwar van wriemelende lijven in het halflicht. Ik haal diep adem en zet de laatste stappen tot bij de tent. Quasi zelfzeker leun ik tegen de tentpaal. Ik zie eruit alsof ik alles onder controle heb. Jij ziet er niet uit alsof je al een uur bent aan het dansen. Je bent zo puur als altijd. Alleen je gezicht is rood geworden, net als toen we vochten. Je heerlijke haar danst in woeste slierten rond je gelaat. Je danst op blote voeten, met gesloten ogen. Je lijkt de grond nauwelijks te raken. Een lichtbundel van achter je onthult de schaduw van je sierlijke lichaam in je engelenwitte kleedje. Ik zou het niet erg vinden je nog eens terug te zien.
Ik pers me tussen de dansende koppeltjes door. Daarjuist heb je me weinig subtiel opgeëist voor de volgende trage. Hoewel ik me bezwaarlijk tot iets verplicht kan voelen keer ik gehoorzaam terug naar waar we praatten. Maar achter de laatste koppels, vlakbij de box, staat me een onaangename verrassing op te wachten: niemand. Het lijkt erop dat je jezelf toch al in iemand anders armen hebt geworpen. Teleurgelucht draai ik me om. Bordeaux haar en een glimlach werpen mijn hartslag in eclipsmodus. Heb ik je ooit verteld dat ik wel zeven keer door de bliksem ben getroffen? En je was elke keer net naar me aan het glimlachen. Ik blaas mijn longen leeg en doe een dappere poging tot een lach. Hopeloos. Waarom begin ik er toch aan? Ik moet er uitzien als een grijnzende gorilla naast jou.
Jij bent schijnbaar niet gestuit door dat soort overwegingen. Je slaat je armen om me heen en komt helemaal tegen me aan staan. Ik leg mijn oor op je hoofd. Nu hoor ik de muziek zoals ze in jou klinkt. Gelukkig zing je niet. Dan voel ik me toch niet helemaal onbeholpen en onervaren. Ik zou het niet erg vinden je nog eens terug te zien.
We zitten naast elkaar. In stilte. Ik werp je geregeld steelse blikken toe. Je staart voortdurend met een serene glimlach de kamer in. Ik krijg het gevoel alsof ik iets moet zeggen, maar vervloek mezelf zodra ik dat gedaan heb. Je geniet evenzeer van stille observatie als ik dat doe. Ik vraag me prompt af of je ook wel eens liedjes voor Melancholie zingt. Gegrepen en gemiste kansen zijn verdacht gelijkvormig. Als ik de kaarten zo op tafel zie liggen, ziet het ernaar uit dat jij wint. Ik zou het niet erg vinden je nog eens terug te zien.
Op de achtergrond zingt een Brit over gisteren.

1 opmerking:

Soet zei

Teleurgelucht, mooitje.