zondag 5 oktober 2008

Verdampt nogmaals

Het was een rokerig hol. Dat hielp niet echt om mijn spastische snakken naar nicotine te verzachten. De grap is dat ik helemaal niet verslaafd was. Ik was begonnen uit principe, omdat rokers gediscrimineerd werden. Ik zou wel willen opmerken dat koffie wel degelijk mijn meug is, maar dat doet verder niet ter zake. Ik heb terzijdes altijd al een interessant theatraal gegeven gevonden, maar in een monoloog vallen ze wat moeilijk.
Maar ik had het dus over dat rokerig hol. De rook was, helaas, niet afkomstig van veelvuldig sigarettengebruik. Er had iemand gewoon boterhammen in zijn broodrooster gestoken, die op de hoogste modus gezet en ze dan laten verkommeren. Er sloegen fraaie vlammen uit de broodrooster. Toen wees mijn compagnon, een vrouw en dus opmerkzamer, op het eenvoudige feit dat ik in mijn bewondering voor het vuurwerk over het hoofd had gezien. De bewoner van deze dichte mist was geen boterhammenkweller of vlammenbewonderaar. Hij lag gewoon dood te wezen. Op de vloer nog wel.
We gingen aan de slag met onze eerlijke taakverdeling: zij onderzocht het lijk, ik de omgeving. Met succes: de derde kast die ik opentrok bevatte een schat aan alcoholische dranken. “Wat denk je, zal hij ooit nog drinken nodig hebben?” Ze draaide ongetwijfeld met haar ogen, maar ik registreerde haar zwijgende instemming. Dat krijg je als je al vier dagen samenwerkt, dat schept echt een band. Je gaat elkaar helemaal begrijpen. Enthousiast graaide ik tussen de flessen, klaar om helemaal verrast te worden. Jameson. Ja, daar kan een mens al eens blij van worden.
Een ferme versterker later begaf ik me naar het ander eind van de erwtensoep. Ik ontwaarde een deur. Hij zat op slot en er liep water onderuit. Of toch iets waar ik natte voeten van kreeg. Ik deelde hardop mee dat ik de deur ging inbeuken. Mijn saaie collega maande me aan tot voorzichtigheid. Ze vertelde ook doodleuk dat het slachtoffer was ontdaan van zijn geslachtsdelen. Met een briefopener. Ik kromp even ineen uit mannelijke solidariteit en prees me gelukkig dat mijn cajones vooralsnog stevig aan mijn lijf bevestigd zaten. Ik ambieerde geen carrière als Scissor Sister of Mikalees.
Om mijn mannelijkheid nog net dat extra beetje cachet te geven zette ik stoer mijn schouder tegen de deur en ramde hem in. Het deed pijn, ik had vast mijn schouder ontwricht, maar ik zou nog liever delen in het brievenleed dan dat toe te geven. Ik krabde aan mijn genitaliën en bedacht dat ik, moest de tijd ooit daar zijn, dan toch maar liever zou toegeven dat mijn schouder pijn deed, nu ik de dingen zo een tweede maal overwoog.
Van achter de nieuw geopende deur sloeg een geheel nieuwe verblinding me tegemoet. Geen rook, maar een dikke, hete damp. Driewerf hoera. Ik strekte de armen en begaf me onvervaard op dit onbekende terrein. Voor mij uit hoorde ik stromend water. Mijn bril was prompt zo bruikbaar als een theelichtje in een orkaan. Voetje voor voetje schuifelde ik verder. Iets vochtigs gleed langs mijn pols. Ik slaakte bijna een gilletje, maar besefte net op tijd dat het maar een douchegordijn was. Toen stootte ik op iets warms. “Ik heb hier iets”, deelde ik luidkeels mee, “iets warms en zachts. Lichtjes gerond, ligt goed in de hand. Er zijn er twee van. Er zit een zacht uitsteeksel op vanvoor.” “Tiens, zo’n dingen heb ik ook.” Verrast keek ik om, maar ik liet mijn ontdekking niet los. “Wat? Laat zien.” “Zou je wel willen.” “Wat?’ Ik was helemaal in de war. “Als je daar ook zo’n voorwerpen hebt gevonden moet je me die tonen. In het belang van het onderzoek.” “Die voorwerpen heb ik altijd bij me.” Nu kon ik helemaal niet meer volgen. Toen hoorde ik een voorzichtig stemmetje voor me. “Eh, excuseer. Zou u misschien kunnen stoppen met aan mijn tepels te frullen en me losmaken?” Geschrokken trok ik mijn handen terug. Ik zette mijn bril af en kon doorheen de dichte mistwolken de waarheid ontwaren. Een vrouw stond, met haar armen aan de douchekop vastgebonden, naakt in de badkuip. De zeer polyvalente badkuip, mag ik wel zeggen. Een fraai gevormde badkuip, met vier poten. Ze was bordeaux geschilderd vanbuiten.
Met een rood aangelopen gezicht maakte ik me uit de voeten. Ik kuchte. “Ik geloof dat dit onder jouw bevoegdheden valt.”

Geen opmerkingen: