zaterdag 9 augustus 2008

Architectuur

Ik ren door de lege gangen. Achter mij schuiven de muren naar elkaar toe om mij te bedreigen met hun dreunende omhelzing. Gelig tl-licht flikkert naargeestig in plaats van mijn pad duidelijk te verlichten. Losse tegels maken grommende schuifgeluiden bij de aanraking van mijn zich reppende voeten. De trap doemt voor mij op. Ik aarzel enkele seconden en werpe een vlugge blik over mijn schouder. De diepzwarte leegte van de tegen elkaar aan schurkende muren beneemt mij de adem. Resoluut werp ik mezelf de trap op, het vervaarlijke gesteun van de treden onder mij negerend. Na mijn vluchtige stap breken de treden doormidden en storten een schier oneindige afgrond in. Stukken bezetting maken zich los van de muren en komen daverend voor me neer. Een enkele keer moet ik de geseling waarmee het zetsel mij voortdurend bedreigt ook daadwerkelijk doorstaan.

Altijd weer dezelfde nieuwe gangen strekken zich tartend voor mij uit. "Je zal niet ontsnappen. Jij kan niet blijven lopen. Je bent een vogel voor de kat." Ik negeer hun sarrende aanwezigheid en haast me verder. Mijn linkerkuit begint te protesteren tegen mijn tempo. Ik verbijt de pijn, want ik ben een man. Een man zonder angst en zonder pijn. Doodsbenauwd vlucht ik verder, kermend van de pijnscheuten die door mijn onfortuinlijke kuit jagen. Ik steek mijn middelvinger op naar de wereld. Prompt wordt ik beloond door een lamp die besluit zijn omhulsel voor eeuwig te verlaten. De tik op mijn hoofd helpt er niet aan om me geestelijk gezonder te maken. Luttele meters verder mis ik een stap en ga ik genadeloos door mijn linkerenkel. Met een smak kom ik op de smerige tegelvloer terecht. Ik voel mijn voet niet meer, een doffe slag is alles wat er nog leeft op de plaats waar mijn armzalige linker gewoonlijk resideert.

Vloekend probeer ik mezelf weer recht te trekken, maar het heeft al lang geen zin meer. De hongerige gangen storten zich over mij en slepen mij terug naar hun donker hol. Schreeuwend, huilend tracht ik mij vast te klampen aan de genadeloze ondergrond. Mijn nagels scheuren zich los van mijn vingertoppen en lange, bloederige remsporen zullen weldra het enige getuigenis zijn van mijn trieste ondergang. Diepe donkere muren wringen het laatste restje adem door mijn schorre keel. Ik verschrompel onder de stille aanraking van de architectuur.

Geen opmerkingen: