zaterdag 23 augustus 2008

Bloem

Je mag hem niet haten.

Je bent te jong voor die emotie, te smetteloos om zo razend te kunnen zijn. Het zou niet mogen kunnen.
Haat hem niet, meisje, haat hem niet. Leg die hamer nu maar weg, je slaat hem niet dood. Zet de bloemen op je hoed weer recht en leer weer dansen. Leg de hamer weg en haat hem niet.
Leg de hamer weg, dan neem ik hem op. Dan zal ik hem haten voor jou. Ik ben oud en mijn jou is begraven, ik zal hem wel slaan. Mijn hoed draagt geen bloemen, maar hij werpt wel een schaduw over mijn ogen, mijn donkere ogen, mijn dronken donkere ogen, dronken van haat. Laat mij hem haten met de hamer. (En de zaag, zaag, zaag, graag, graag, graag)
Ik beloof je dat ik hem niet zal doodslaan, dat verdient hij niet. Ik breek zijn armen en zijn benen, breek zijn vingers één na één. Ik sla zijn schenen in zijn tenen, sla zijn knieschijf door hem heen. Dan dans je hem voorbij en hij zal nooit meer.
Dan zullen we wijzen en lachen en dan moet je snel weglopen, want ik ben je haat en je moet mij verlaten. Je moet dansen, alleen en sterk, want dat is wat meisjes moeten doen. Verlaat mij maar in de tijd.



Ik wil je vergeving wel zijn, kind, maar daar ben ik te zwak voor. Ik ben meer op de maat van haat gesneden.

Tom

"Pastenaek Tom, kwart over vier."
Tom kromp ineen bij het onderdukte gegrinnik twee rijen achter hem. Wachtemans, die de uren voor de mondelinge examens aan het overlopen was, keek enigszins verstoord op. "Wat is er grappig, meneer Pastenaek?" Tom liep rood aan. "Ik... ik dee niks m'neer..." Zijn stem stierf weg onder de verschroeiende blik van de meest gevreesde man in het lerarenkorps. Toen Wachtemans zijn lijst verder zette was nog meer gegnuif Tom zijn deel. Hij reageerde er al lang niet meer op. Hij zou altijd ongelijk krijgen van Wachtemans, want die gore eikel van een Vinnie was een van de zeldzaam febkes van de stijve leerkracht. Tom staarde verlangend uit het raam. Nog vijf lesuren hierna en de examentijd zou officieel aanbreken. Wat konden ze hem dan mogelijkerwijs nog maken? Niets toch?
Met kerst was het uiteraard rampzalig afgelopen, want toen had hij nog een kastje. Hij had zijn cursussen daar gelegd om 's middags op school te blijven studeren, waar het rustiger was dan thuis bij zijn lawaaierige jongere broers en zijn zeurende moeder. Dat mens kon nu nooit eens gewoon zeggen dat hij goed bezig was, ze kon alleen maar zijn neus drukken op wat mis ging. En natuurlijk had ze dan gelijk, maar deed hij daarom alles fout? Nee toch?
De cursussen had hij na zijn examen maar voor de helft teruggevonden, vergezeld van een ontzettende urine -en benzinestank en een ingenieus geplaatste allumeur die afging toen hij het deurtje opentrok. In januari had hij nog twee weken mogen nablijven voor brandstichting.
De andere delen van zijn boeken vond hij diezelfde middag terug, aan de waslijnen in het getto vlakbij de school. De mensen daar hadden hun was gewoon op straat hangen en zijn cursusbladen hingen er netjes tussen, nog lekkend van de pis, melk, kots en andere rommel waar ze in hadden gelegen.
Zijn tijd nablijven had hij moeten gebruiken om alles over te schrijven. Nieuwe cursussen kreeg hij niet. Hij was een moeilijk geval, hij kostte de school al genoeg geld en moeite. Hij moest maar op zijn tellen passen, of hij zou nog worden geschorst.
"Wat zei ik net, meneer Pastenaek?"
SHIT! Hij was helemaal afgeleid geweest. "Dat... weet ik niet, meneer", zei hij behoedzaam. "Hij weet het niet." Wachtemans liet zijn stem sarcastisch snerpen. "Waarom verbaast me dat niets, meneer Pastenaek? Ik zal op de klassenraad zeggen dat je totaal niet geschikt bent voor het ASO. Dom, het heeft geen naam." Tom werd opnieuw vuurrood, in zijn ooghoeken prikte de oceaan, een stortvloed die al vijf jaar op verlossing wachtte. Maar Tom slikte de krop opnieuw in. Hij bette de wond, nestelde zijn hoofd nog wat dieper tussen zijn schouders en kleurde zichzelf nog wat grijzer. Alles om in de massa te kunnen opgaan.
De bel ging eindelijk. Tom duwde de bank van zich af en repte zich naar de gang, maar Vinnie en Karel waren hem natuurlijk voor geweest. Vinnie zwaaide met een gsm. Eén van de drie gsm's die hij Tom had afhandig gemaakt. Tot overmaat van ramp vond Toms moeder het belangrijk dat hij altijd bereikbaar was, dus kocht ze hem steevast een nieuwe, waarna ze wekenlang zijn zakgeld inhield. De laatste diefstal dateerde van gisteren en zijn moeder wist nog van niets. Dus had ze hem nu om de een of andere duistere reden gebeld. De koe. "Je mammie, Tommyboy. Misschien om te vragen of je pas te naakt om kwart over vier bent." Tom negeerde hem, liep hem gewoon voorbij. Ook de dikke rochel die Karel in zijn nek deponeerde negeerde hij. Maar ze bleven hem flankeren, zij gedrieën aan het hoofd van de stoet die gevormd werd door hun klasgenoten. "Je wordt wat brutaal, Tommyboy", siste Vinnie lijzig,"misschien helpt het pas echt als je te naakt bent." En met die laatste woorden zette hij hem pootjelap. Voor Tom goed en wel besefte wat er gebeurde had treiteraar nummer drie, Mark, hem al ontdaan van zijn schoenen en die door het raam gegoochemd. Karel greep hem bij de armen en zette zich schrijlings op zijn rug. De andere twee trokken zijn broek en onderbroek uit en zwierden die ook uit het raam. Het kostte hen drie pogingen, omdat het kiepraam alleen openkon op ruwweg een meter boven hun hoofden, maar Tom kon intussen toch niets doen.
Ze lieten hem los, trokken een paar foto's met de gsm en liepen weer verder. De rest van de klas volgde braafjes, als een slaafse kudde. Femke draalde even, aarzelde, wierp nog een blik op hem, maar sjokte dan ook achter de anderen aan. Tom bleef intussen schokschouderend met zijn gezicht naar de vloer liggen. Maar hij liet geen traan. Hij spuugde wat gal uit die onder de ruwe behandeling naar zijn mond was geschoten, maar hij liet geen traan. Hij kroop naar een hoekje en probeerde daar helemaal in weg te kruipen, totdat op zijn minst de drukte van tussen de uren gepasseerd zou zijn. Verschillende leerlingen keken hem bevreemd aan, maar niemand zette ook maar een stap in zijn richting. Hij was een stuk vuil. Een vreemd stuk vuil, maar vooral een stuk vuil.
Minuten gingen voorbij. Het was stil geworden, maar nu klonken er voetstappen op hoge hakken door de trappenhal. Tom keek voorzichtig op en kreunde toen inwendig. Mevrouw Sierens, zijn leerkracht van het volgende uur, kwam eraan, op de voet gevolgd door Vinnie, die nog juist een halve zin aan het afmaken was: "...zomaar blijven zitten, mevrouw, ik weet ook niet waarom." Toen ze Tom zag bleef Sierens geschokt staan. "Tom, wat doe je daar en waarom heb je geen broek aan?" "Hij is pas te naakt om kwart over vier, mevrouw, nu mag hij dit nog doen." Vinnie grijnsde vals. "Heel lollig, Vincent, maar daar heb ik weinig antwoord aan." Tom kon alleen maar overeind komen en naar Vinnie wijzen. De woorden weigerden uit zijn keel te komen. Sierens fronste en keek van de één naar de ander. "Heren, ik denk dat we best even naar de directeur lopen." "Wat heb ik gedaan, mevrouw, ik kan er toch niets aan doen dat hij denkt dat het hier Eden is?" "Dat zien we dan wel, Vincent." Sierens keerde zich om en wenkte hen beiden. Maar het kookpunt was bij Tom al lang bereikt. Hij stormde op Vinnie af en sprong hem vol op het lijf. Ze rolden samen de trappen af. Het deed hels veel pijn, maar dat kon Tom niets schelen. In een mum van tijd zat hij bovenop en begon hij te kloppen, te meppen, te slaan, te timmeren, meer dan hij er synoniemen voor kon bedenken. Vinnie had geen verweer en Toms pijnlijk kloppende handen begonnen onder het bloed te zitten. Sierens gilde en probeerde Tom los te trekken, maar ze werd beloond met een nietsontziende vuist die het rechterglas van haar bril vermorzelde. haar gil alarmeerde wel verscheidene andere leerkrachten die te hulp schoten en met vereende krachten werd Tom uiteindelijk van Vinnie gesleurd, waarna hij schreeuwend en trappelend van de trappen werd gedragen, naar de directeur. Net op het gelijkvloers slaagde hij er echter in om zijn voet in een maagstreek te planten en zijn benen werden uit hun omknelling losgelaten. Met een woeste haal trok hij nog zijn armen los en rende naar de uitgang, de deur uit, de straat op.
De geschokte vrachtwagenchauffeur zei achteraf dat hij alleen de klap had opgemerkt.

zaterdag 9 augustus 2008

Architectuur

Ik ren door de lege gangen. Achter mij schuiven de muren naar elkaar toe om mij te bedreigen met hun dreunende omhelzing. Gelig tl-licht flikkert naargeestig in plaats van mijn pad duidelijk te verlichten. Losse tegels maken grommende schuifgeluiden bij de aanraking van mijn zich reppende voeten. De trap doemt voor mij op. Ik aarzel enkele seconden en werpe een vlugge blik over mijn schouder. De diepzwarte leegte van de tegen elkaar aan schurkende muren beneemt mij de adem. Resoluut werp ik mezelf de trap op, het vervaarlijke gesteun van de treden onder mij negerend. Na mijn vluchtige stap breken de treden doormidden en storten een schier oneindige afgrond in. Stukken bezetting maken zich los van de muren en komen daverend voor me neer. Een enkele keer moet ik de geseling waarmee het zetsel mij voortdurend bedreigt ook daadwerkelijk doorstaan.

Altijd weer dezelfde nieuwe gangen strekken zich tartend voor mij uit. "Je zal niet ontsnappen. Jij kan niet blijven lopen. Je bent een vogel voor de kat." Ik negeer hun sarrende aanwezigheid en haast me verder. Mijn linkerkuit begint te protesteren tegen mijn tempo. Ik verbijt de pijn, want ik ben een man. Een man zonder angst en zonder pijn. Doodsbenauwd vlucht ik verder, kermend van de pijnscheuten die door mijn onfortuinlijke kuit jagen. Ik steek mijn middelvinger op naar de wereld. Prompt wordt ik beloond door een lamp die besluit zijn omhulsel voor eeuwig te verlaten. De tik op mijn hoofd helpt er niet aan om me geestelijk gezonder te maken. Luttele meters verder mis ik een stap en ga ik genadeloos door mijn linkerenkel. Met een smak kom ik op de smerige tegelvloer terecht. Ik voel mijn voet niet meer, een doffe slag is alles wat er nog leeft op de plaats waar mijn armzalige linker gewoonlijk resideert.

Vloekend probeer ik mezelf weer recht te trekken, maar het heeft al lang geen zin meer. De hongerige gangen storten zich over mij en slepen mij terug naar hun donker hol. Schreeuwend, huilend tracht ik mij vast te klampen aan de genadeloze ondergrond. Mijn nagels scheuren zich los van mijn vingertoppen en lange, bloederige remsporen zullen weldra het enige getuigenis zijn van mijn trieste ondergang. Diepe donkere muren wringen het laatste restje adem door mijn schorre keel. Ik verschrompel onder de stille aanraking van de architectuur.

zaterdag 2 augustus 2008

Spel opslaan?

Heel de avond was ik me bewust geweest van haar geur, een fris en kinderlijk aroma. Ze had haar pyjama al aan en ik probeerde er niet te bewust van te zijn dat er in bepaalde houdingen die ze aannam best wat decolleté te bespeuren viel. Of dat ze stiekem zo knap was. Niets in haar houding verried of ze er enige notie van had dat mijn hart over een paar tikken struikelde telkens als ze me weer zo'n doordringende blik toewierp. Of als ze die verrukkelijke glimlach op haar gezicht toverde.
Ik mocht niet aan het staren gaan. Maar ik mocht ook niet te opvallend langs haar heen kijken, want meisjes hebben zo'n soort onraadsradar die dan onherroepelijk afgaat. Dus zat ik me daar voor te houden dat ik een relatie had, dat ik erg veel van mijn vriendin hield - wat oprecht waar was - en dat ik alleen maar last had van een hormonale bevlieging. Misschien zou alles goed zijn gekomen als de belichaming van die bevlieging niet zo verdraaide knap was geweest.

Ik had gezegd dat ik maar eens zou gaan. Ze had gezegd van "ja, dat is goed" en was opgestaan. Daardoor schoof ik wel erg kort langs haar terwijl ik naar mijn trui reikte die voorbij haar op de zetel lag. Ik lachte wat dommig toen ze terug achteruit in zit plofte en keek toen snel weg uit mijn intrusieve vogelperspectief. Ze veerde weer op uit de zetel. Waarom had God die twee toch zo ontzettend springerig gemaakt. Maar eindelijk kon ik mijn hand op de klink leggen. Zo dadelijk zou ze de deur achter me sluiten en zou mijn hoofd zichzelf weer langzaam helder ventileren. Een warme hand streek langs de mijne toen ze de deur van me overnam. En toen maakte ik de fout me om te keren. Ik keek pal in haar ogen. Ik voelde een verdacht bonzen in mijn keel dat wel bespeurbaar moet zijn geweest. Ze was zo mooi. Mijn stem kraakte en beefde verdacht toen ik "dan zie ik je nog wel" uit mijn keel perste. Ze knikte en zei zachtjes "ja", zo met een zacht aangeblazen h meteen na de j. Ik knikte ook nog eens en draaide me weer weg, maar ze zei: "O, en dan neem je volgende keer dat mee, hé?" Ik glimlachte naar haar en knikte geruststellend. Ja hoor, dat zou ik doen. En ik stond alweer in haar ogen te staren. Ik haalde diep adem, in een hopeloze poging mezelf bijeen te houden. Ik besloot haar een kus op de wang te geven om aan te duiden dat ik nu echt wel weg ging, maar toen ik me zachtjes vooroverboog vond ik haar lippen op mijn weg.
Ik durf niet beweren wie dat had geïnstigeerd en misschien is dat maar best. Wat ik wel durf beweren is dat ze zachte, warme lippen had. En dat op dat moment mijn gedachten alle kanten op maalden. We zetten allebei een paar stappen terug, onze blikken in een bizar soort shock. Ik mummelde verontschuldigen en zij schudde wat met haar hoofd en uitte ook wat klanken die op sorry leken. Maar evengoed deden we het opnieuw. Deze keer sloeg ik mijn armen om haar schouders. Na een veel te korte eeuwigheid maakte ze zich zachtjes los en nam mijn hand. Haar andere hand reikte naar de radio en de intro van een tango vulde de ruimte. We konden geen van beide stijldansen, maar onze fantasie en het moment leidden ons. Er was nauwelijks ruimte in de kamer, maar dat bleek geen verschil te maken. We waren los van de wereld.

Ik boog me voorover en onze wangen ontmoetten elkaar. Ze zei: "Stuur een berichtje als je thuiskomt." "Zal ik doen", antwoordde ik braaf en ik draaide me om. De deur van het appartement viel stilletjes in het slot achter me. Terwijl ik de trap af ging vochten bittere teleurstelling en bevrijdende opluchting om de voorrang in mijn gedisturbeerde hoofd.