donderdag 6 december 2007

Over spelingen van het Lot

Als je hoofd meteen vol kan zitten
Zijn theen en tango
Er echt wel teveel aan
Zelfs als het niet eens is
Want net dat is tweedracht
I have but two faces
One for the world
One for God
save me
En dan heeft de derde nog geen scheepsrecht gesproken
De kwade kwadratuur is nog niet rond
Somebody called me
Sin
Spiegel van de zieltoging in
Zeven jaren ongeluk
De ster was al een tijdje groter
Dan een 20-frank stuk
De achtergrond van parels
Maakt het moeilijk
Hartendame te ontwaren
Ik troef mezelf nog af
Ik wed dubbel of niets
Nog een kaart na twintig
Alles op rood
En
Alles op zwart
De Rus stevent
- semi-automatisch -
naderbij
De baardaap aan de balie
Zal mij de zwartepiet doorschuiven
Want ik heb mijn lottoformulier foutief ingevuld
"Zes, meneer, geen twaalf"
Hij, den
Faliekant de vaagte in
Gemisst

S'éveille

Het is vijf uur
Hond
Waak
Dan kan decadent de cadans
Macaber
Aanvangen

Ho, Rus, talm nog even
Laat de wereld nog Raden naar het licht
Thoth de tijd
O, Ptah al heeft bewerkt
Wat ik Sekhmet bloemen
Al Sobek vechtend
Kan ik mijlen optelling van mij afkeren

Straks zal ik
Net als jullie
Over de beweegschaal razen
Op rest teren
Om me voor uitgang te behoeden
Terwijl ik liever blootshoofds ga

De schoonheid van de lelijkerd
En de teringdandy op de Meir
Spraken al
Van de stilstand der haastlijdenden
Met een verblijdend hart
Kan ik hun mededelen
Dat niets
Veranderd is

En dus alles niet hetzelfde is

zaterdag 10 november 2007

Spielerei

Voor de marktleider. Op de wijze van: De Brabançonne. Een gelegenheidsgedicht van Wouter.

O, dierlijk België
O, eindig land van flateren,
Het geheel en een part bent u al kwijt.

Aanvaard de klacht en de woede van ons tateren,
Wees een poel, van afgunst en van nijd.

Knoei, o land, laat elk probleem maar weken,
Totdat het ontploft met veel geschreeuw.

Sla maar snel om en laat de stilte spreken,
Van vorst, van ijzel en van sneeuw.

Van vorst, van ijzel en van sneeuw,
Van vorst, van ijzel en van sneeuw.

dinsdag 23 oktober 2007

Spoken

Rillend betrad je de douche. Je was zo klein, zo kwetsbaar. Je dook helemaal in elkaar, je schouders naar voor gebogen, je armen gekruist voor je lichaam. Doodsbang was je, doodsbang voor deze gezamenlijke douche, doodsbang voor jongens die allemaal groter en ruwer waren, die vast allemaal al wel schaamhaar hadden, die je vast zouden wegkijken, je uitlachen, je wegpesten. Alweer.

Je schuifelde voetje voor voetje verder. Slechts één muur scheidde je nog van de douches waar anderen nog onder stonden. Je treuzelde, je talmde, je probeerde de anderen de kans te geven al klaar te zijn als jij daar naakt moest staan.

Plotseling kwam hij de hoek om, net hij. Waarom, waarom net hij? Net degene die je al had lastig gevallen terwijl jullie buiten stonden te wachten tot de leerkracht de deur van de kleedkamer kwam opendoen. Net degene die je oren al had zitten bepotelen alsof het naakte vrouwenborsten waren. Net hij.

Je drukte jezelf tegen de muur, zo onopvallend mogelijk, je hoopte dat hij je gewoon zou negeren, dat kon je verdragen. Als iedereen je maar gewoon negeerde. Maar een vette grijns verscheen op zijn dikke lippen. Hij stapte op je toe - "Hey schat" - en tastte in je kruis. Daarna verdween hij, jou achterlatend met je sidderingen, met je afschuw, je gruwel en je ongeloof. Minutenlang bleef je ineengekrompen staan, tot het stil werd in de kleedkamer. Pas dan griste je je kleren bijeen, wikkelde ze rond je onteerde lichaam en vloog je de deur uit, de school uit, op de fiets en weg, weg, weg. Naar huis, naar veilig, naar naïef en gelukkig. En thuis hield je het niet meer, snikkend stortte je neer, een hoopje ellende, vies, vuil, verkracht.

En de tranen vermochten niet de smerigheid weg te wassen. En de tijd stompte je af en maakte je cynisch en naïef was vermoord. En de spoken bleven en je was weer een beetje gestorven.

zondag 21 oktober 2007

Ruim

Ingebolsterd in mijn schild van muziek betreed ik het gruwelijkste rijk van het openbaar vervoer: de premetro op het spitsuur. Overal mensen, lichamen die om me heen drummen, de massa gaat uit de bol en de beste plaatsen zijn al lang bezet. Telkens er een tram passeert vindt er een bijna magische uitwisseling plaats: de tram spuwt een horde gejaagde exemplaren van het menselijk ras uit en die slagen er op een mij geheel ondoorgrondelijke wijze in de stuwende golfslag die de tram bestormt te doorworstelen om veilig aan de roltrap te komen. Vervolgens trekt de tram weer op en is er slechts nog geschraap van metaal als een eerbetoon aan degenen die zijn heengegaan.
Een twee, een twee! Ditmaal heb ik niet de tijd om me af te vragen wie deze drukte dirigeert, ik stort me zelf heldhaftig in het strijdgewoel. Als in een trance bereik ik uiteindelijk de tram en? Verrassing! Ruimte, wat een ruimte. Ik zet mezelf rugwaarts, dat zijn weinig populaire plaatsen.
Terwijl de muziek zijn werk van rust en verzachting op me uitwerkt verval ik in mijn favoriete tijdverdrijf: observatie. Helaas, weinig speciale mensen op deze tram. Niemand valt echt uit de toon en knappe vrouwspersonen zijn er ook al niet bij. Niet dat ik daar naar zou kijken natuurlijk. Natuurlijk.
Maar een rust blijft niet duren. Enkele haltes later is het aantal vrije plaatsen bijna volledig uitgedund en ik zit technisch gezien op een plaats voor twee personen. Een dikke middelbare scholier van vermoedelijk Indische afkomst komt tot dezelfde conclusie en ploft naast mij neer. Hij is wel echt dik. Ik word tegen de ruit van de tram geperst.
Denk blije gedachten, denk niet aan dat lichaam dat veel te dichtbij is en adem beneemt en verstikt en verplettert en denk muziek, muziek maakt rustig, concentratie, nee, ik stik niet, niet hyperventileren, dat is niet nodig, ik...
De tram vult zich nog verder. Zelfs mijn ogen kunnen nog maar weinig open plekken ontdekken. Al mijn zintuigen worden samengetrokken in dezelfde nerveuze kromming, de kakofonie overspoelt me en ik verlies de controle, de partituur ontglipt me, ik word een valse noot en ik val, ik val, ik val en ik zak door de vloer met een paukenslag. Ik wapper hulpeloos met mijn armen, ik blijf vallen in dit eindeloze gat, in deze eindeloze ruimte die me verstikt. Mijn adem verliest het ritme, versnelt, slaat de rust over en hobbelt ongecontroleerd weg.
Dan, net als de situatie echt precair dreigt te worden, de redding: Sportstraat. Ik keer terug tot mezelf, veer recht, ontvlucht de bomvolle tram en met een grote sprong kom ik op het lege perron terecht. De terreurtram spoort weg, ik kijk rond en zuig een diepe teug mensenloze lucht in. De solo kan weer aanvatten.

zondag 14 oktober 2007

O, de vrouw


Als het maagdelijk witte
Waaraan ik mijn woorden toevertrouw
Was je
En je lach.

Gil, het lichtje wel.
Gal spuwde ik
En voelde me zowaar bijna schuldig.

Maar mijn papier bleef leeg.
Maagdelijk gevuld.



Ik ben vast een vriend van Boudewijn
(Niet royaal; groot)
Met die gouden oorbel
En je lach,
Als na de eclips.

En lachen was alles,
want zelfs denken
zou een misdaad zijn geweest
tegen louter glimmer.

Maar een mooiere tweeling
Ben ik nog niet tegen gekomen.



Ik ben drie apen geweest
En daar win ik niets bij.
Ik was ook nog een schildpad
Later, eerder en tegelijk.

En als de zomer ging je
En kwam je
En ik was een boer geworden.
En je ging en kwam en ik was een trieste schildpad.

Maar het was nooit meer.



Je had een naam
En die was twijfel
Je vroeg me drie keer waar
Ik woonde waar dat
lach.

En ik wist het niet meer.
Ik was drie maanden out
en klom in mezelf
om op mijn takken te rusten
te vluchten
Ja, ik wilde een
Loer draaien.
Stilletjes.

Maar ik heb het overleefd.



Ik ben niet meer van stand
Al staat me dat misschien
Sinds diens dagen.

Is mijn tong gal
De jouwe veeleer rad,
Vermaakt mijn sardonische grijns
Tot zonneschijns.

En met je drugtrip
kan je blijven gaan.

Maar ik blijf lekker neerslaan.



Een dans om te vergeten
Een dans om te herinneren
En ongebonden had ik meegedanst
Stijlvol.

En je lach, liep, zat
En ik beschonken dwaas.
Misschien, ongedacht,
Speelt de gedachte door.

Maar de grap die ik wou maken
Laat me weer...

Wacht, er is een woord voor, werkelijk waar

O ja, sprakeloos.



Het begin is lang zoek
En toch gisteren
Een symbiose, een verontschuldiging
Een eind en een eindeloosheid
En het houdt niet meer
Want ik wel, zonder thee.

Triviaal onuitwisbaar,
Levensadem stof tot discussie
En het zachtaardigst breekijzer
Bekomt het beste resultaat.

Maar de sleur zal bedrogen uit komen.

donderdag 9 augustus 2007

De Zeven Sluiers

Eén
Vivisexy
Ontleding van de zinnen
De sjeik slaat grijnzend op zijn buik
Schudt met zijn onderkinnen
Hij is per import meer prijzen
En zet de bloemetjes binnen

Twee
Vlugge ogen
De aandacht is gegrepen
Rinkel snel, ied're bel
Schud ze stevig uit
P-babybrenger zonder man
Telt dan wel de buit

Drie
Juiste maten
Interesseren het publiek
Hou maar een bord voor je kop
Je onschuld maakt hen ziek
Verbeeld liever met je korstresultaat
De maat van de muziek

Vier
Sterke dranken
Moeten de dwazen luid doen zingen
Maar voor dat amusement nog
Hun wijsheid eerst bedwingen
Doorbreek nu rijm- en metrumstaf
Anders is vijf meteen eraf

Vijf
Gladde tenen
Glijdend door geile handen
Die net zo lief jouw lichaam
Als het eigenste aanranden
En waar jij er nog bijstaat
Zich aan zichzelf opbranden

Zes
Lezeressen
Hadden zeker flair teveel
Ze lieten zich al en geheel
In blote flikker zetten
En zonder op te letten
Viel schaamteloosheid hun ten deel

Zeven
Valt de laatste
De waarheid is nu naakt
De vraag is maar ten zeerste
Of de slaper nu ontwaakt
Want van al zijn lust te vieren
Is hij wel heel erg moe geraakt


Ik wacht slechts op Jericho

dinsdag 26 juni 2007

Ken me, niet

De ruimte om te verrassen met een woord, of enkele. De kans om een blik te werpen, zelfs als dat vervuiling is. De vrijheid om de gedachte de omgeving te laten aftasten, zonder ogen, zonder herinnering. (Ik neem aan dat je nooit liefde hebt gehad, maar dat is een ander verhaal.)
Kleine schokgolfjes te veroorzaken, als een glimlach, of een nadenkende frons, als een verbaasde blik, of één samengeperst van concentratie in de hoop begrip te bereiken.
Eventjes escapistisch weg te wezen, zonder moedervaderfamilievrienden en bovenal zonder maatschappij, of onderal, als het maar zo is.

Maar niet begrepen worden, nee alsjeblieft, niet doorgrond worden, want wat is het lot van de doorzichtige anders dan doorzien ongezien te blijven? Nee, liever solide onkenbaar, zichtbaar niet te vatten, hermetisch afgesloten.

Ken me, niet, als een woord.
Laat me in staat blijven te schokjen (zachtjes) door net iets bouder, net iets brutaler, net iets stouter te zijn dan je gedacht had.

(Perforators zijn performanter)

donderdag 14 juni 2007

Beloftes

Maak ik niet, ik doe niet aan politiek.
Dit is een begin.

Ik hou van ongrijpbaarheid. Niet van regelmaat.
Een voetbalmatch duurt twee keer 45 minuten. Met 15 minuten rust ertussen.
Ik zal er zijn tijdens de verlengingen, want ik hou van penalty's.
Verwacht alleen niet te veel.