Kenrick vloekt en claxonneert naar de dronkaard die
onverhoeds oversteekt. De man zwaait zijn armen breed en spuwt op de voorruit.
Kenrick wil uitstappen en de vlegel op zijn gezicht slaan, maar Lana legt haar
hand op zijn been en maant hem tot kalmte. Ze kijken allebei even nog gespannen
naar de oversteek van de beschonken dwaas. Kenrick werpt een blik in de spiegel
en weer op de man. Ze lijken wel wat op elkaar, deze dronkaard en hij.
Getoeter wekt hem uit zijn gepeins, hij trekt weer op. Lana en
de zon verdrijven de muizenissen gauw genoeg.
Lana legt aandachtig de laatste hand aan haar make-up. Haar
spiegelbeeld glimlacht om zoveel juveniele schoonheid. Lana strekt haar hand
uit naar de volle, donker rode lippen die zich zo in haar verlustigen.
Geruisloos wijkt de spiegel terug. De geluiden van de eeuwige festiviteiten
dringen de badkamer binnen: klinkende glazen, knallende kurken, schetterende
muziek en een eindeloos divers rumoer veroorzaakt door geëxhilareerde
genodigden. Als de zelfbewuste keizerin van dit imperium van vreugde schrijdt
Lana de zaal in. Hoofden draaien haar kant uit, gesprekken stokken, een
aanzwellend orkestraal geeft alles nog dat vleugje extra cachet. Hier is het
middelpunt, hier is het centrum van de aandacht.
Een stralende Kenrick stapt op haar toe, neemt haar in zijn
armen. Gezamenlijk wervelen ze dansvloer op. Gelukzalig werpt Lana haar rode
lokken los.
Endre strompelt de bar uit. De tram, hij wil gewoon de tram.
Maakt niet uit dewelke, gewoon… weg. Schelle claxons schreeuwen hem toe dat hij
hier teveel is. Hij houdt zich met moeite overeind, ziet een auto dansen. Hij
knijpt zijn ogen samen, tuurt naar de inzittenden, ze lijken op een ver
vervlogen eergisteren. Zo snel als de herinnering voor hem danste, zo snel
vervaagt ze weer. De olijke ochtendzon bezorgt hem dreunende koppijn. Aan de
tramhalte klapt Endre dubbel, onder het goedkeurend oog van vele hongerige
smartphones.
Een zomers streepje jazz schelt uit de grammofoon. Lana
opent de balkondeuren en werpt een vergenoegde blik op de schitterende tuin. Ze
ontdekt Kenrick die een rondleiding geeft aan een paar gasten. Hij vertelt
geanimeerd, met brede gebaren, vermaakt zich duidelijk. Lana haalt zich het
moment voor de geest toen Kenrick haar voor het eerst door die wonderlijke tuin
leidde: zijn niet aflatende aandacht, hoe hij zachtjes haar schouder beroerde
wanneer hij haar aandacht wilde vestigen op een detail, de galante handkus aan
het eind.
De grammofoon springt onverwacht af, met een schril gekras.
Het groepje onder haar is uiteen gegaan. Kenrick neemt nog afscheid van een
meisje. Hij brengt haar hand naar zijn lippen. Het meisje werpt gelukzalig haar
rode lokken los. Trillend keert Lana naar haar spiegel. Ze reikt naar de
alsemkleurige lippenstift.
Kenrick stapt uit de auto en opent de motorkap. Een dikke
walm begroet hem. Lana hangt uit het raam. Hoe ze nu op het vliegveld moet
raken. Kenrick neemt zijn gsm en belt de wegenwacht. Dat ze haast mogen maken.
Als hij zich weer in de richting van Lana keert ziet hij dat ze staat te praten
met een jonge gast in een cabrio. Een tweede is bezig haar bagage uit zijn auto
naar de cabrio te verzetten. Lana wuift naar hem. Geen zorgen, zo is ze gewoon
zeker op tijd.
Als de wegenwacht hem ten langen leste heeft gedepanneerd, rijdt
hij eenzaam naar huis. Hij snakt naar een glas bier.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten