zaterdag 27 november 2010
Al met al sloeg de bliksem toch maar zachtjes in
Zeg iets!
“Ik ben echt door haar gebiologeerd, maar er is geen chemie tussen ons.”
De opmerking levert de leerling een mandarijn tegen zijn appel op. Die staat vervolgens beledigd op: “Met alle Chinezen, maar niet met den deze.” De wijsgeer knippert met zijn ogen. “Daar zou ik maar moe van worden, alle Chinezen werpen.” Waardig klopt de Chinees zijn mantel af: “Allemaal, maar niet de dwergen. Niemand gooit met een dwerg.” Hij schrijdt weg. De leerling wrijft zich over het voorhoofd. Het onwaarschijnlijke gebeurt: purperen rookpluimen komen uit zijn oren. Ze wervelen zich tegader en tadaën een geest tevoorschijn. De filosoof grinnikt: “Dan heb je een geest in je hoofd wonen, blijkt het een liliputexemplaar te zijn.” Het geestje haalt de schouders op. “Hij is niet bepaald een groot licht, wel?” De student grijpt naar het paarse fantasme, maar dat teleporteert zich comfortabel naar zijn schouder. “Krijg ik tenminste wel drie wensen?” “Helaas, helaas. Ik kan maar één wens vervullen en dat heb ik in jouw geval al gedaan. Je had een advertentie gezet waarin je vroeg om een lege bovenkamer te vullen.” De leerling kijkt eerst verbaasd, dan verbolgen. “Dat was ik helemaal niet. Ik eis een andere wens.” “Werkelijk? Je bovenkamer is nochtans zeer satisfactoir ledig. Jammer, ik kan je niet helpen. Ik ga maar eens terug. Zou je overigens niet over je hoofd willen wrijven? Dat geeft een erg vervelend lawaai en ik probeer een uiltje te knappen.” Op dat moment ontsnapt het uiltje in kwestie langs een neusgat. “Verdraaid! Zeg, je hebt toevallig niet van dat bubbelplastic waarin elektronica gewoonlijk wordt verpakt? Dan kan ik dat tenminste knappen. Nee? Tja, zonder knappen dan maar. Interessante tijden verder!”
De wijsgeer en zijn leerling zitten nog een paar tellen onbeweeglijk naar de lege plek te staren die de geestige liliputter achterlaat. Dan schraapt de eerste zijn keel: “Maar om op haar terug te komen. Kan je naast haar liggen en haar je hart geven, zowel als je lichaam?” Zijn gesprekspartner trekt een gezicht. “Wat moet dat nu weer betekenen?” “Geen idee, maar Socrates stelde naar het schijnt ook altijd vragen. En zijn leerlingen, mag ik daaraan toevoegen, waren zo beleefd gewoon te antwoorden zonder tegenvraag.” “Socrates had gewoon geluk dat zijn leerlingen geen joden waren dan.” “Ben jij dan wel een jood?” “Wanneer wel?” De wijsgeer haalt uit met zijn vlakke hand. De vingerafdrukken blijven even staan op de rechterwang van de student. “Brutaal nest.” Die blijft er stoïcijns onder. “Met de nadruk op taalnest, toch?”
Labiaal
In de lichtbundel die dapper door het duister priemt ben je vooral lippenstift. Is het je stem die mijn ogen zo gefixeerd heeft? Ze dansen, je te rode lippen, nauwelijks te volgen choreografieën. Wilde je ze zo in de schijnwerpers zetten? Ze contrasteren oneindig scherp met je zwarte kleedje. Eén ander rood accent tooit je: een roos in je decolleté. Maar daar blijft mijn blik niet kleven. Ik zoek steeds weer de zoete toon van je tong. Je leest vol vuur over passie – of omgekeerd. Drijvend op je klanken betreed ik in je heilige de treden naar je altaar. Als een ordinaire voyeur houd ik me op tussen al je offergaven. Op een ander moment zou ik ze misschien intrigerend vinden, ze draaien en keren in mijn handen, ze stuk voor stuk bekijken en betasten. Maar op dit sacraalste tijdstip interesseren ze me slechts voor zover ze naar je lippen wijzen en naar de donkere vijvers van je ogen die zich daarachter ophouden. Voor zolang je nog spreekt, proclameert, ben ik je tot priester. Gewijd aan jou en de poëzie. En vooral ook wel een beetje aan je lippenstift.