donderdag 8 juli 2010

Koldermodel

Krel
Een eenzame vrouw stampt gefrustreerd tegen de bumper van haar, overigens spuuglelijke, mini. De schemer valt reeds in en er is in geen velden of wegen iets dat lijkt op een huis te bekennen. Ook niets dat lijkt op velden trouwens, tenzij er iemand zeer enthousiast woestijnzand verbouwt in deze omgeving. Druk is het hier ook al niet. Positief punt is dat eventuele verkrachters al van op kilometers te bespeuren zijn.

Kreng
Woedend slaat hij de deur van de bakkerij dicht achter zijn rug. Door de klap sneuvelt het glas in de deur. Het rotwijf achter de toonbank vervloekt hem voor alles wat mooi en lelijk is en sommeert hem terug de winkel in. Tegelijkertijd heeft ze de hoorn van de telefoon al in handen om de politie te bellen. De verongelijkte klant steekt zijn middenvinger naar haar op en grijpt in zijn kruis. Hij beent weg.

Krapuul
Twee doodsbange mensen, een eenzame vrouw en een verongelijkte man, die elkaar nooit eerder gezien hebben, liggen aan elkaar gebonden in een pickup. De vrouw huilt; de man heeft haar pols gebroken bij zijn verwoede pogingen om los te komen uit de knoop waarin hun vier handen zijn samengebonden. De man bijt op zijn tanden; de vrouw trok in een pijnreflex haar knie op.
Twee dronken pubers zitten in de cabine van het voertuig. Uit de autoradio klinkt luide muziek. De toccata van Bach. Op de grond liggen twee metalen staven en twee schoppen.

Krantenartikel
Statistiek: vermissing, nog een vermissing.
Statistiek: ongeval; jonge, dronken chauffeur, onfortuinlijk gezin in de geramde 4x4, met name de moeder aan het stuur, vader en twee kinderen zwaargewond maar levend op intensieve.

Kreet
Vijf treurende families die allemaal overschot van gelijk hebben.

Najagen van Wind, 23/06, 9.00, S, H. Ebel, alle studenten aanwezig op beginuur

Ik heb aan je gedacht. Je ogen, je lippen, je haren die frivool je gezicht omlijsten. Daar heb ik ook aan gedacht.
En die korte blikken die we uitwisselden. De glimlach die je met een speels naturel wist tevoorschijn te toveren. Onze korte uitwisselingen van woorden, je vragen die me amuseerden. Mijn schuchtere, wankele pogingen tot flirten.
Vooral ook heb ik aan onze schutterige danspasjes gedacht. Aan mijn oor tegen je hoofd en hoe anders Bonnie Tyler daar doorheen klonk.

Ik heb gealsdant. Daar ben ik goed in – het is veilig en nutteloos, een denkoefening in sentiment.

Ik heb me afgevraagd waar iedereen is. Iedereen waar ik zo bruusk alle banden mee heb losgesneden. Iedereen dus. Ik zou nooit hebben geloofd dat ik zou omkijken, hoewel ik toch moet hebben kunnen bedenken dat het onvermijdelijk logisch is. Als ik iemand tegenkom verschuil ik me, liever gevangen in afstandelijke onwetendheid dan ongemakkelijke uitleg te moeten verschaffen.
Zou ik het anders hebben gewild? Zou ik het anders willen?
Waarom (niet)?



Hoe maak je jezelf diets dat de lucht mooier was geweest met paarse viltstift, de zee natter met klavecimbel? Wanneer leed je in het verleven?
Bij wie biecht de vergankelijkheid?



Vergeet uw examennummer. Vandaag heeft de administratie besloten de westelijke vleugel te betreden. De roos verliest haar laatste blaadjes. Even slikken en weer doorgaan.