donderdag 31 juli 2008

Befindlichkeit

Waar vluchten de wolken van?
Oxymormonen storten zich als kamikoases
Door al te lege luchten
Wat kiemt er aan de kim
Anders dan het eeuwige falen?
Heute spielt Fortuna wieder Schach mit dir
De gespletenen slepen zich voort
Al lang verdoemd tot de val die ze niet verkozen
Wel, Lieveling?

Intenties zijn geen insuranties
In tenten wordt lusteloos verloren
in onherkenbare v(r)ouwen van lichamen
Onder nerveus getokkel
Van harpijen die slechts wachten
Op de tijd van het festijn
Je vlees is zo zacht, Lieveling

Intestinaire doodsrochels
Testamentaire zoutkorrels
Testikels testimoneren (zo vals van een blijde jeugd)
Te staren is genoegdoening
Te stom voor woorden, Lieveling

Walk the plank
Walk the plank
Walk the plank

Spring
Erlöse mich
De haaien eten je welkom
Slechts in de sprong
De sproeier
En de sprei
Is spraak een bijkomstigheid geworden

Zal hij nog onstnappen?
Kan hij nog ontsnappen?
Wil hij nog ontsnappen?

De dwaas is tot zichzelf veroordeeld
Het onvermogen is de macht
Steun de aarzel
En grijp de woede
Grijp de woede
Grijp de woede
Grijp de woede bij de hals





Lieveling

woensdag 30 juli 2008

Volgende maand een GB

We hadden het minutieus voorbereid. Dagen op voorhand hadden we al elke dag een verkenningstocht te voet ondernomen. Straks zou het toch allemaal anders zijn, maar het ging om de illusie dat we greep hadden op wat gebeurde. We hadden verscheidene routes uitgestippeld, geluidssignalen toegekend aan iedere veranderende situatie. Het kon met geen mogelijkheid mislopen.
We beseften terdege dat het moeilijkste gedeelte zou liggen in heelhuids binnen geraken, meer nog dan terug naar buiten vluchten. De ingang was smal en er zat een tourniquet in. We hadden besloten de eveneens smalle, maar geheel tourniquetvrije uitgang te benutten. We moesten dan wel een moment afwachten dat er even geen mensen waren.
Trots alle voorbereiding stonden we nu met zijn gedrieën lichtelijk te trillen op onze klapperknietjes. We tuurden naar binnen. Stonden er nu eigenlijk teveel mensen bij de uitgang of was dit het perfecte moment? Zou ons volmaakt uitgekiende plannetje zo vroeg al stuklopen door een inschattingsfout? We keken elkaar aan en namen alledrie een diepe teug licht. We vonden er steun in dat ook de anderen hun hart zichtbaar bonzingen veroorzaakte in de keelholte. Ik knikte, nauwelijks merkbaar. Een betere kans dan de zeven meter open ruimte aan de kassa zou er niet meer komen.
We zetten ons elk af tegen de grond en trapten onze fietsen op een stevig vaartje. We hielden even in voor de elektrische deuren, maar schoten in volle vaart weer weg zodra die toegeeflijk open schoven. We sleurden zo aan onze fietssturen dat onze voorwielen steigerden. We namen de scherpe bocht naar de kassa's, schoten voorbij de verbouwereerde werknemers de winkel in. De Brico was nu voor een paar minuutjes ons oneigenlijke speelterrein.
Het was voortreffelijk.

woensdag 23 juli 2008

Eén

Geloof het niet.
Als ze zeggen dat je ermee één wordt, dat je het voelt, jij en de technologie in perfecte symbiose.
Als ze zeggen dat je jezelf mag verliezen in het overweldigende gevoel de koning van de mierenhoop die verkeer heet te zijn.
Het is een gruwelijke leugen. Er is geen magie die jou en de auto tot één zalige entiteit maakt. De wagen wordt geen verlengstuk van jezelf. Je mag nog zo vaak je wilt zinswendingen over "mijn remmen, mijn wielen, mijn achterkant, mijn obscure auto-onderdeel waarvan ik lekker wel de naam weet en jij niet", het is genante nonsens. Jij bent niet de auto en de auto is niet jij. Sterker nog, als er iets gebeurt, dan is het zelfs niet zo dat jij de controle krijgt over een stalen ros. Integendeel. Vanaf de seconde dat je die gruwelijke ambriage naar je toe laat glijden, neemt het zwarte beest technologie bezit van je, om je te veranderen in een gnuivende dwaas. Steeds maar sneller schiet je gillend over het asfalt. Andere larven krioelen om je heen in een hopeloze ren naar een geheime vergadering waar geen mens uitgenodigd is. Bulderend geef je je over aan het razernijzer.

vrijdag 11 juli 2008

Omenheer

Ik dacht eens een wandeling te doen vandaag. Het is een fout die ik soms maak. Ik liet mijn voeten de beslissingen nemen, dwaalde zo het onbekende in. Het sierlijke grijs van de ochtendlijke stad slokte me op. De klok sloeg vijf. Ik tuurde om me heen in de langzaam dissolverende schemering. De straatlantaarns gaven er met een zucht van verlichting de brui aan. Uit een geopend raam ergens boven me zweefden de vermoeide stemmen van geliefden die nu eindelijk in slaap zouden vallen. In het voorportaal van een "Gentlemen's Club" die druk bezig was te sluiten, stond een stripteuse zich aan te kleden. Wat er zo gentleman is aan op strippers geilen is me nooit geheel duidelijk geweest, maar het zal vast aan mij liggen. Verderop stroomde een nachtclub van enigszins jonger, doch netter allooi eveneens leeg. Ik zeg netter, maar daarbij negeer ik natuurlijk dat menigeen de die nacht verzamelde maaginhoud aan drank en drugs vrolijk het trottoir over liet spetteren. Zorgvuldig om deze zure kunstwerken heen manoeuvrerend vervolgde ik mijn onvoorzienbare dwaalweg.
Doorheen alle pleziervogels laveerden ook al te vroeg opgeroepen arbeiders, humeurig over hun fietsstuur gebogen of zo mogelijk nog humeuriger voor zich uitstarend aan de bus- en tramhalte, zorgvuldig de blikken van alle lotgenoten vermijdend. Ik trachtte wel enige malen oogcontact te bekomen teneinde deze bezwaarde zielen opbeurend te kunnen toeknikken, maar stuk voor stuk staarden ze stug langs me heen. Dus posteerde ik me enige meters voor hen, midden op straat, en liet mijn broek dertig centimeter dalen. Of ik hun aandacht heb gevangen zal ik nooit weten, want op dat moment kwam er een postbode aangefietst, in mij een angst teweegbrengend die mij ertoe noopte gauw mijn brievenbus te verbergen. Ik bedoel, er pulkte een 3 Suisses catalogus uit zijn brieventas. Ik kan toffere dingen bedenken om aan mijn eind te komen. Onopvallend poogde ik weg te komen. Helaas floot ik ontzettend vals, wat me menig verstoorde blik van plots opgedoken muziekpuristen opleverde. Gelukkig begonnen de etalages hun spiegelkwaliteit algauw te verliezen in de gouden mond van de ontluikende dag. Desondanks liet ik het amelodieuze deuntje maar achterwege.
Ik was bij de kapper, voorbijgangers wierpen steelse blikken op me. Ik maakte geen obscene gebaren naar hen. Knap, nietwaar? Ik greep naar de telefoon, maar ik had huis noch vrouw om naar te bellen, dus gilde er ook niemand, wat me dan ook wel weer meeviel. Zuchtend verliet ik de barbierszaak. Om me heen starend kon ik niet anders concluderen dan dat ik op de helft van mijn leven verdwaald was in de jungle.
Het is vijf uur. Ik ben niet moe.

woensdag 2 juli 2008

Uit de handel

De Koningin Alexandrastraat is waar ze zei dat ze zou zijn, maar was ze daar om me te ontmoeten? Geen kans. Gefrustreerd schopte ik een colablikje voor me uit, een blikje dat overigens maar half z'n gat was platgedrukt. Maar goed, waarom zou je je druk maken over plaatsbesparing in de vuilbak als je die om te beginnen al niet eens gebruikte?
Ik ging dan maar wat doelloos rondslenteren. Een slechte keus: geen twee straten verder stond de vijand. Eén van die vervloekte Oxfammers stapte gezwind op me af, me op zo'n ongezien stijlvolle wijze de pas afsnijdend dat ik hem alleen maar in diepe bewondering kon aanstaren. Wat zijn fantastische volle lippen me hadden toegezongen was me volledig ontgaan in mijn opperste adoratie, dus moest ik hem vragen zijn ongetwijfeld oneindig interessante betoog even te hernemen. Of ik Nellie gezien had. Ik keek hem niet begrijpend aan. Nellie? Ja, je weet wel, Nellie. Ach ja, toen wist ik het. Ik lachte, knikte, wees over mijn schouder. Ze was de jungle in - trump, trump, trump. Nu was het de beurt aan de linkse rakker om zijn gezicht in een verdwaasde plooi te leggen, maar ik verwaardigde me er niet toe mijn antwoord nogmaals te herhalen. Hij viel nog wel op zijn blote knieën, maar ik negeerde zijn kruiperige smeekbeden en zette fluitend mijn weg voort. Mijn humeur was er zowaar op vooruit gegaan. Dat ik een arrogante zak was, riep hij me nog na. Ik gooide schaterlachend mijn hoofd in mijn nek en vertelde hem dat hij op mijn sokken mocht zuigen als mijn arrogantie hem niet aanstond.
Nagrinnikend deambuleerde ik een H(ash)&(e)M binnen. Vreemd genoeg schoot een winkeldame me aan om te informeren naar wat ik zocht. Ik zei dat ik wel uit zou gaan die avond, maar geen hemd aan mijn lijf had. Koket glimlachte ze mijns weegs en vroeg of ik deze avond met haar knappe confituurvrouw slapen wilde. Ik voerde haar een pashok in omdat ik de waren wilde keuren, maar nauwelijks had ik mijn glibberige tong tussen haar verwelkomende lippen gelegd, of Deirdre - de slet die niet gekomen was - stond achter me. Dat ik waarschijnlijk ook nog had geprobeerd koningin Alexandra te verkrachten. Het mens is van brons, maar boze vrouwen zijn ook zo onredelijk.
Ik pleitte schuldig, maar strafvermindering omwille van mijn onmenselijke jeugd. Dus sloeg ze me niet helemaal dood. De confituur was al lang en breed gevlucht intussen en Samaria was wel erg ver weg om mijn verpulpte botten te hulp te schieten. Dus lag ik daar maar wat te kreunen, wat al bij al nog het slechtste tijdverdrijf niet is. Je verveelt je te pletter maar hebt de tijd niet om het te merken door de helse pijnen in dat miserabele lijf van je. Leuk hoor, probeer ook maar eens.
Toen ik uitgekreund was - nummer één, dank u chip - stommelde ik overeind, me optrekkend aan kledingrekken die vervaarlijk slingerden. Naast me ruzieden Kevin en Glenda - een fraaie we-dachten-dat-het-een-jongen-was naam - over haar in vitro fertilisatie. Echt een soldenonderwerp.
Zuchtend en steunend strompelde ik de helse moordwinkel uit. Geen tien meter verder werd ik overvallen door de valse grijnslach van een vrouwmens dat me een Mobistar abonnement probeerde aan te smeren. Ze verklaarde me de oorlog toen ik stug volhield dat ik voor maar twaalf cent per minuut bel. De inquisitie van de vrije markt trachtte in haar persoon mij onder zulke hoon te beschamen dat ik zou toegeven.
Maar ik sta nog steeds, beter dan ooit. Ik zie eruit als een overwinnaar en voel me als een klein kind.
Als de fiere overwinnaar stapte ik uit het strijdperk. De duivelin probeerde nog wel een steek onder water, maar aangezien ik hoog en droog zat kon me dat weinig deren. Twee wanhopige vrouwen wierpen zich in mijn overwinnaarsarmen. Ik kon een glorieuze glimlach nauwelijks onderdrukken. Het zou een goede nacht worden, vannacht. Het zou een goede dag worden, morgen.
We zouden salade hebben.

dinsdag 1 juli 2008

Het Veld

Ik zoek je.
Mijn oog speurt de dichte grazige wouden af, speurend naar onder je blote voeten geknakte grassprietjes. Mijn bonzend hart vergeet een slag telkens ik beet heb.
Ik nader tot je, vast en zeker.
Hoog hef ik mijn hoofd, zodat mijn neus je aroma kan vangen. Een geur die van eeuwig voorjaar spreekt. Ik proef je parfum op mijn papillen.
Altijd dichter.
Ik ondervraag de vogels, onderwerp de knaagdieren aan mijn kruisverhoor. Ze moeten je wel gezien hebben, dat kan niet anders. Hun gekwetter maakt je niet onopvallender dan een lopend vuurtje.
De lucht is bezwangerd met je aanwezigheid, maar ik kan je nog niet grijpen. De wetenschap van je nabijheid rilt plagerig op mijn huid.

Een korte flits van je zwarte haren, een heldere lach, rennende voetstappen. Je glipt me weer door de vingers.
Onschuldig ren je de rode zon tegemoet.

De zonsondergang is zo mooi als de pest.

Conducteur en Go Pass

Weet je nog? Van toen Titanic zo populair was dat zelfs wij gebeten waren zonder de film ooit te hebben gezien? We speelden ook rampen met schepen die feestend ten onder gingen. Geen Titanics, natuurlijk, dat was nog niet bijna stoer genoeg voor ons. Nee, wij gingen ten onder in piratenschepen. En dan verzonnen we maar dat het orkestje al dance kon spelen op dat piratenschip. Dat kwam nu eenmaal op de radio en ik hoorde het graag. En jij deed dus mee, dansen op het zinkende feest.
Weet je nog?

En van toen ik dat boek las over tieners die werden ontvoerd door aliens en een levensgevaarlijke turnshow moesten opvoeren? Dat hebben we nog veel gespeeld, want al die mensen die we hadden verzonnen waren natuurlijk sterk en snel en lenig en slim. Ik verzon namen, of pikte die uit boeken en computerspelletjes, en dan ontwierpen we namen voor hun jongere broers of zusjes, namen die erop leken. Want broers hebben altijd namen die op elkaar lijken. En broers hebben ook alleen maar broers, net als zussen alleen maar zussen hebben.

Of van toen we allebei, of ik eigenlijk en dus jij ook, helemaal gek waren van The Settlers II? Dat speelden we buiten. De oogstende boeren spelen was een goed excuus om de bessenstruiken in de tuin te plunderen. En ons spel nam proporties aan waar zelfs RTS vandaag alleen nog maar van kan dromen.

En, en van toen de Power Rangers nog hip waren? Wij hadden geen tv en kenden er dus stiekem niks van, dus verzon ik Monster der Monsters met vermoedelijk een ingewikkelder verhaal achter dan de Power Rangers ooit zelfs maar hebben kunnen ruiken. Maar hij was mijn meest blijvende creatie. Ik heb hem getekend - nooit zoals ik wilde, want ik kan niet tekenen, en ik ben zelfs het boek beginnen schrijven. Het is tamelijk lachwekkend, overigens.

En weet je nog dat ik zo gek was van muzieklijstjes dat ik elke week de top vijftig maakte van wat er hip was in het land waar onze knuffelbeesten woonden? En als ik dan zin had, zelfs nog een tijdloze top vijfduizend, al speelde ik daarbij vals door alleen de honderdtallen te bespreken tot we aan de bovenste honderd kwamen. (Ik ben nog altijd gek van lijstjes, maar dat weet je ook wel) Weet je nog wanneer de laatste was? Ik ook niet.

Dat we een eigen WK voetbal hadden? Ik ook een Tour de France, maar fietsen deed ik alleen, al deelde ik je met plezier mee wie de rit had gewonnen.

Weet je nog wanneer? Ik geloof dat ik ben vergeten hoe oud ik ben, maar we speelden vast gisteren nog. Vast!